zondag 20 februari 2011

de macht van de gedachte

Gehuild heb ik niet. Daarvoor was de schrik te groot.
Niet eens zozeer de schrik voor wat er had kunnen gebeuren, alhoewel ik die schrik duidelijk in mijn lijf kon voelen.

Die uitte zich onder andere in mijn buik en borst.
De andere schrik uitte zich door het niet meer kunnen verroeren.

Stokstijf bleef ik op het drukke fietspad staan, niet in staat om mijn fiets alvast aan de kant te zetten.

Waar ik secundair van geschrokken ben, is van de onmiddelijke gevolgen van mijn gedachten.
Zo fietste ik, beladen met boodschappen in de fietstassen en een vijfpluskleuter, op een veel te smal fietspad, op een veel te smalle drukke hoofdweg van ons dorp en ik bedacht me, dat ik misschien beter een rustig zijstraatje in kon slaan.
Terwijl ik daarover aan het nadenken was, want veel te grote omweg en ik was al moe, raakte onverhoeds een auto met een duidelijk hoorbare en voelbare klap mijn stuur.
We zijn niet gevallen. Waren we dat wel, dan had ik dit stukje nu niet kunnen schrijven. Dat feit droeg misschien ook wel bij, dat de waterlanders aan de oppervlakte van mijn ogen bleven. Hoe onzeker ik me tegenwoordig ook voel op mijn veel te zware gazelle, deze onverhoedse aanval van links wist ik toch koelbloedig te pareren.
Dat gaf me kracht op het moment dat de bestuurder van de betreffende auto uitstapte en bleekjes op mij af kwam lopen.

Met een hoop handdrukte liet ze merken dat zij ook ontdaan was en bang was dat ik me bezeerd had.
Ik kon haar geruststellen, maar vertelde haar wel dat ik hoogzwanger was en dat het maar goed was dat ik niet gevallen was. Ook wees ik naar achteren naar mijn kind, als die met zijn hoofd op de grond was gevallen, zou dat er ook niet best hebben uitgezien.
Voor de rest wist ik niet veel uit te brengen.

Zij bleef echter dralen, niet goed wetend wat te doen in situaties als deze. Keer op keer vroeg ze me of de fiets beschadigd was, want de klap had behoorlijk geklonken.
De fiets???
Die hele rotfiets kon me gestolen worden.

Ik wilde dat ze weg ging.
Want in mijn hoofd was het onrustig en om  mijn weg te kunnen vervolgen moest ik even een momentje voor mezelf hebben.
Toen ze wegging, gerustgesteld, maar nog altijd wat onzeker, wist ik eindelijk mijn fiets naar de stoep te brengen.
Daar bleven we even staan voor ik lopend mijn weg vervolgde.
Faf, die achterop zat, was de rust zelve gebleven.
Hij was helemaal niet bang geweest, zei hij. Hij was eigenlijk nooit ergens bang voor. Dat was goed, zei ik, want paniek kan tot ongelukken leiden. Maar je moet wel voorzichtig zijn.
Ja, dat snapte hij wel. Bang was hij eigenlijk alleen voor lippenstift, bedacht hij ineens.
Lippenstift, vroeg ik verbaasd.
Ja, meisjes met lippenstift, daar was hij tegenwoordig bang voor.

O...

en daar liet ik het maar even bij.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten